PF CARD
FILE:
NAME: Hamel, van. Lodewijk Anne Rinse Jetse (Lodo).
BORN: 06-06-1915, Loenen a/d Vecht
EDUCATION:
OCCUPATION:
ARRIVED IN ENGLAND: 14-05-1940
ORGANISATION: MI-6
TRAINED AS: agent
TO THE FIELD: 27-08-1940/28-08-1940
MISSION:
DROPPED AT:
NEAR: Oegstgeest, Zuid-Holland
DROPPED WITH: NA
OVERRUN: NA
PLACE: NA
RETURNED TO ENGLAND: NA
AFTER MISSION REPORT: NA
ARRESTED: 15-10-1940, during exfiltration by a Dutch seaplane.
PRISONS: Scheveningen
DIED: 16-06-1941 (executed)
PLACE: Laren
ALIAS: WINDMILL, Roger Lamb
NAMES IN THE FIELD: Willem van Dalen
RADIOPLANS:
CRYSTALS:
SET:
PREFIX: unknown
CUTOUT:
WITH ORGANIZATION:
CONTACTS: see network
SAFEHOUSES:
TX LOCATIONS:
WT-OPERATOR(S): Hans Hers
SOURCES: Frans Kluiters & Wikipedia
REMARKS: Van Hamel, zoon van jurist en strafrechtdeskundige prof. dr. J.A. van Hamel, volgde het Koninklijk Instituut voor de Marine bij de eerste afdeling voor de zeedienst te Willemsoord en werd in augustus 1935 benoemd tot luitenant-ter-zee derde klasse. De beëdiging vond plaats in Den Helder; op het terrein van het Ankerpark stonden de troepen in carré opgesteld. Om twee uur arriveerde schout-bij-nacht Th. L. Kruys met gevolg en inspecteerde de troepen. Hierna las hij het Koninklijk besluit voor waarin de benoeming vermeld stond, nam vervolgens de nieuw benoemde officieren de eed af en sprak hen toe. Als laatste had vervolgens het defilé der troepen plaats. Van Hamel werd met ingang van 12 september van datzelfde jaar geplaatst aan boord van het pantserdekschip Hr. Ms. Gelderland, overgeplaatst op torpedoboot Hr. Ms. Z8 en met ingang van 7 mei 1937 ter beschikking gesteld. Hij voer vervolgens op de lichte kruiser Hr. Ms. Sumatra in de Indische wateren en werd in november 1936 bij de onderzeebootdienst geplaatst, waar hij werd bevorderd tot luitenant-ter-zee tweede klasse en keerde op 19 juli 1939 van Batavia naar Nederland terug met het schip Slamat.
Van Hamel was bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, in mei 1940, toegevoegd marine-officier in het fort te IJmuiden. Hij nam deel aan de evacuatie van het Engelse leger uit Duinkerken als commandant van Hr. Ms. motorsloep M74. Op 14 mei 1940 bereikte hij Engeland.
François van 't Sant, het hoofd van de Inlichtingendienst in Londen, vroeg hem als geheim agent naar Nederland terug te keren om een betrouwbare radioverbinding met Londen tot stand te kunnen brengen en een spionagegroep op te richten. Van Hamel werd op 27 augustus 1940 als eerste geheim agent boven Nederland gedropt bij Hillegom. Hij slaagde erin een groep medewerkers te verzamelen, waaronder een marconist. Ook mocht hij in het huis van Jo Allers, Perponcherstraat 94 in Den Haag, een antenne opzetten om radioberichten te verzenden. Een bankier was bereid de activiteiten te sponsoren en er was zelfs een Duitse militair die hielp om aan papieren en vervoer te komen. Gegevens over Duitse schepen in de Rotterdamse haven, vliegvelden en militaire opslagplaatsen alsmede informatie over "foute" Nederlandse bedrijven werden doorgegeven. Ook waren er spoedig vier naast elkaar functionerende spionagegroepen.
Volgens plan zou Van Hamel in oktober 1940 terugkeren naar Londen en daar voor de inlichtingendienst gaan werken. Zijn meegegeven vervalste paspoort was van slechte kwaliteit en de vrees voor arrestatie was groot. In de nacht van 13 oktober 1940 zou hij met vier anderen door een watervliegtuig van de Nederlandse Marine Luchtvaartdienst worden opgepikt op het Tjeukemeer in Friesland. De groep was vermomd als ornithologen die de vogeltrek kwamen bestuderen in een bootje. De gehele nacht wachtte men voor niets en de nacht er op kon de piloot Heije Schaper door dichte mist niet landen. Teruggekeerd aan wal werden ze gearresteerd door twee Nederlandse politieagenten. De koffer met gegevens was verstopt gebleven op een eilandje in het meer. Men poogde de agenten over te halen ze te laten gaan maar één ervan, een wachtmeester van de Marechaussee, had zijn pro-Duitse superieur al in kennis gesteld van de arrestatie en de Duitsers waren gealarmeerd. Toen later die nacht het watervliegtuig weer poogde te landen op het Tjeukemeer werd het beschoten door afweergeschut en Schaper slaagde er ternauwernood in met het zwaar beschadigde vliegtuig en twee gewonde bemanningsleden te ontkomen naar Engeland.
De opgepakte groep, bestaand uit Van Hamel, Hans Hers, Jean Mesritz, Marion Smit en Prof. Lourens Baas Becking werd overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Helaas was ook de bij het Tjeukemeer achtergelaten koffer met spionagemateriaal door politie opgespoord en aan de Duitsers gegeven. Dit betekende dat alle activiteiten van Van Hamel nu bekend waren en de familie Allers gearresteerd werd. Wekenlang werd hij in het Oranjehotel ondervraagd en zwaar gemarteld maar hij liet niets los over zijn opdrachtgevers en zendcode. Pas toen men dreigde zijn ouders te zullen arresteren vertelde hij in Hillegom te zijn gedropt en de Duitsers geloofden hem pas toen hij hen wees waar hij zijn parachute had begraven. Verdere gegevens of namen heeft hij niet genoemd. Van Hamel werd met zijn medeverzetsstrijders berecht in april 1941 in het gebouw van de Hoge Raad te Den Haag. Daarvoor had hij nog tweemaal geprobeerd tevergeefs uit de gevangenis te ontsnappen. Tijdens het proces bleef hij standvastig en weigerde enig gegeven prijs te geven. Hij sprak: Als goed Nederlandse officier eis ik het recht op, datgene niet aan de vijand mee te delen wat het land kan schaden. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf en zijn naaste medewerker Hans Hers kreeg drie jaar tuchthuis. In De Telegraaf werd gemeld: een vroegere Nederlandse officier, die heimelijk naar Nederland was teruggekeerd, en hier onder een valse naam vertoefde, inlichtingen verzamelde en deze aan het vijandelijke buitenland doorgaf, is door het Duitse militaire gerechtshof ter dood veroordeeld
De vader van Van Hamel heeft in zijn functie als jurist en strafrechtdeskundige pogingen gedaan om gratie voor hem te verkrijgen. Hij wendde zich tot het college van secretarissen-generaal (de hoogste Nederlandse ambtenaren) maar zonder resultaat. Via de Zweedse ambassade in Berlijn die de Nederlandse belangen behartigde probeerde de Nederlandse regering vervolgens tot een uitwisseling te komen met een Duitse agent die in Engeland was gearresteerd maar dit ging op bevel van Hitler niet door. Op 16 juni 1941 werd Van Hamel op de Bussumerheide gefusilleerd en vervolgens werd zijn stoffelijk overschot in Driehuis-Westerveld gecremeerd. Na de oorlog werd de urn met de as in Duitsland teruggevonden en werd op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal bijgezet.
Na zijn dood werd zijn werk voortgezet door zijn broer Gerard van Hamel (1911-1944). Deze heeft veel bijgedragen aan de financiering van de diverse opgezette verzetsactiviteiten. Op 10 augustus 1942 werd deze echter gearresteerd in het huis van zijn ouders te Baarn. Toen werd ook een groot deel van het door zijn broer opgezette en door hem uitgebouwde netwerk van spionnen opgerold. Bron: Wikipedia.
Hans Hers (1917-2006), student medicijnen, had in 1939 een ontmoeting met John Cumberlidge van de Britse geheime dienst en kreeg een uitnodiging om in Engeland een opleiding als Intelligence Officer te volgen. In mei 1940 was hij als dienstplichtig korporaal van de geneeskundige troepen betrokken bij de gevechten rond vliegveld Valkenburg. Na de capitulatie werd hij benaderd door Cumberlidge, die in Nederland was achtergebleven, om medewerker van MI6, de Engelse Geheime Dienst te worden. Hij bood onderdak aan de eerste uit Engeland gedropte geheim agent, Lodo van Hamel. Op zijn kamer had Hers een radio waarmee hij verbinding onderhield met MI6 in Engeland. Informatie kreeg hij van diverse kanten uit het hele land. Hers was behulpzaam bij de poging van Van Hamel om samen met Jean Mesritz, Carel Kranenburg en prof. dr. L. Baas Becking (en een zekere Marion Smit) naar Engeland te gaan. Hers zou niet meegaan. Ze werden op 13 oktober 1940 gearresteerd tijdens een poging om opgepikt te worden door een uit Engeland afkomstig watervliegtuig op het Tjeukemeer. Lodo van Hamel werd ter dood veroordeeld en in juni 1941 gefusilleerd. Hers kreeg drie jaar tuchthuisstraf waarna hij in Schutzhaft bleef in het concentratiekamp Sachsenhausen tot het einde van de oorlog. Bron: Leiden 40-45
Jean Claire Adrien Mesritz (Den Haag, 2 maart 1918 - Neuengamme, 31 maart 1945) was een joodse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Denis Mesritz was zijn broer.
Bij het uitbreken van de oorlog was Mesritz student aan de Universiteit Leiden. Op 13 augustus 1940 zouden Mesritz, Erik Michielsen en Carel Kranenburg de Scheveningse logger SCH 107 kapen om naar Engeland te varen. Het schip was al door de Duitsers gevorderd en het plan mislukte.
In de nacht van 13 oktober van dat jaar zou Mesritz met Marion Smit, Hans Hers, Lodewijk van Hamel en Lourens Baas Becking door een watervliegtuig van de Nederlandse Marine Luchtvaartdienst worden opgepikt op het Tjeukemeer in Friesland. Bij de tweede poging werd Jouster vliegenier Heije Schaper beschoten door afweergeschut. Hij slaagde erin te ontkomen maar de groep werd opgepakt en overgebracht naar de Oranjehotel. Ze werden in april 1941 berecht. Mesritz werd veroordeeld tot twee jaar tuchthuis. In juni 1941 werd hij vanaf het Oranjehotel overgebracht naar Zuchthaus Münster. Toen die gebombardeerd werd, werd hij overgeplaatst naar concentratiekamp Brual Rhede, een veenkamp bij Papenburg. Uiteindelijk kwam hij in Neuengamme terecht. Hij werkte daar in de paardenstal, mede omdat hij rookte en niet in de keuken mocht werken. Zijn gedenksteen staat op het ereveld in Hamburg-Ohlsdorf, waar 350 Nederlanders zijn begraven. Bron: Leiden 40-45.
Carel Hendrik Kranenburg (Huizen, 25 augustus 1917 - 17 maart 1947) was Nederlands militair en Engelandvaarder. Hij werd Cally genoemd.
Kranenburg was de zoon van Ferdinand Kranenburg en de Amerikaanse Eleanor Howell. Zijn jongste jaren bracht hij door in Amsterdam maar in juli 1928 verhuisde het gezin naar Den Haag. Hij deed eindexamen aan het Nederlandsch Lyceum in de Willemstraat en vervulde zijn militaire dienst bij de Koninklijke Landmacht. Hij kreeg een officiersopleiding bij de cavalerie in Amersfoort.
In 1938 vertrok hij als reserve-officier naar Hongarije om deel te nemen aan de strijd tegen de Duitsers. Hij werd gepromoveerd tot kornet en keerde naar Amersfoort terug om ook vandaar tegen de Duitsers te vechten. Hij werd commandant van het 3de Peloton 3de Eskadron 1ste Regiment Huzaren en moest op 12 mei 1940 met enkele vrijwilligers met de fiets naar Barneveld om te kijken of er nog gevangenen, gesneuvelden of materieel te vinden waren. Bij Nijkerk kwamen ze Duitsers tegen, die hen eerst beschoten en later gevangennamen. Op 9 juni werd hij weer vrijgelaten. Hij sloot zich aan bij het verzet en kreeg de bijnaam De Huzaar.
Op 13 augustus 1940 wilde hij met Erik Michielsen en Jean Mesritz de SCH 107 kapen om naar Engeland over te steken, maar de Duitsers hadden beslag op de logger gelegd en het plan werd geannuleerd.
In de nacht van 13 oktober 1941 probeerde hij weer naar Engeland te gaan. Heije Schaper zou zijn groepje bij het Tjeukemeer afhalen. Ze werden echter aangegeven door een boerin. Het watervliegtuigje van de Nederlandse Marineluchtvaartdienst werd gevlogen door Schaper; hij werd beschoten maar kon ontsnappen. De groep bestond uit Lodewijk van Hamel, Hans Hers, Jean Mesritz, Marion Smit en Prof. Lourens Baas Becking. Zij werden gearresteerd en naar het Oranjehotel gebracht. In april 1941 werden ze door het Kriegsgericht in Utrecht berecht, Van Hamel kreeg de doodstraf, Hers kreeg levenslang, Baas Becking kreeg een korte straf en Kranenburg werd op 16 april 1941 weer vrij gelaten.
Na zijn vrijlating begon hij als officier bij de Binnenlandse Strijdkrachten, Gewest 10 Amsterdam, afdeling Recherche Field Security. Ook daar werd hij pelotonscommandant.
Op 20 juli 1945 werd Kranenburg gedetacheerd bij het Korps Mariniers. Hij kreeg een militaire training in Schotland en werd daarna in Camp Lejeune in de Verenigde Staten tot officier bij de Marine Brigade opgeleid. Op 17 november vertrok hij naar Nederlands-Indië aan boord van de M.S. Noordam II, nog steeds in dienst van de Landmacht en gedetacheerd bij de Marine.
Op 10 maart 1946 kwam hij op Java aan. Hij deed mee aan de Politionele acties en werd commandant van de pantserspits in de Operatie Voorloper. Op 17 maart 1947 ging zijn peloton naar de sluizen bij Milrip om deze te bezetten. Onderweg werd de pantserwagen waarin Kranenburg zich bevond, aangevallen. Toen zijn kanon weigerde, opende hij de klep van de geschutstoren om de vijand met zijn tommygun te beschieten. Dit werd hem fataal, hij vernietigde zijn aanvaller maar werd zelf door een kogel getroffen. Hij was op slag dood. Na de inname van Mojokerto werd hij aldaar begraven. Kranenburg werd later herbegraven op het Nederlands Ereveld Kembang Kuning in Soerabaja. Bron: Wikipedia.
Mr Erik Frits Karel Michielsen (Padang, 8 juli 1917 - Wales, 26 augustus 1944) was een Nederlands piloot en Engelandvaarder.
Erik had vier jaar rechten gestudeerd toen hij in augustus 1939 voor militaire dienst werd opgeroepen. Op 7 mei 1940 moest hij zich melden bij de bereden artillerie in Breda. Tijdens de meidagen van 1940 bemande hij commandoposten bij verschillende bruggen en bij vliegveld Valkenburg. Hij werd eind mei al gedemobiliseerd. Op 9 juli studeerde hij af.
Eriks broer Karel Michielsen was al op 5 juli met de Bebèk naar Engeland overgestoken en Erik wilde hem zo snel mogelijk volgen. Met Anton de Haseth Möller, Jean Mesritz en Joost kocht hij voor dertig gulden twee kano's. Ze verfden de kano's in een onopvallende donkere kleur en maakten ze met stevige dwarslatten aan elkaar vast. Daarna werd er aan de rechterkant nog een buitenboordmotor bevestigd. Verder hadden ze vier Edammer kazen en 80 repen chocolade verzameld. Ze waren klaar voor vertrek, maar er kwam iets tussen. Erik Michielsen kwam Erik Hazelhoff Roelfzema tegen en deze had een ander plan. Ze zouden de SCH 107 gebruiken. De schipper kreeg als vergoeding 500 gulden zodat hij een nieuw vletje kon kopen. Alles werd aan boord gebracht, schipper Van der Zwan zou hun met zijn eigen vletje op zee af zetten. Net voordat ze op 13 augustus wilden vertrekken, werden ze door Chris Krediet en de schipper gewaarschuwd dat er twee Duitser mee zouden gaan, waarna het plan niet doorging.
Twee dagen later kochten ze een vlet in Warmond. Erik M en Erik HR, Carel Kranenburg, genoemde Jean en Anton gingen met de vlet naar het strand tussen Noordwijk en Noordwijkerhout en kwamen met moeite door de branding. Het weer werd echter ruw, er kwam te veel water in het bootje en ze besloten terug te gaan.
Terug naar het plan met de dubbele kano's. Een week later liepen Erik M, Jean, Carel en Anton door de duinen om de kano's naar het strand te brengen maar toen zaten er Duitsers in een mitrailleursnest verscholen. Weer pech en weer naar huis.
Een tijdje gebeurde er weinig. Eind november werd de universiteit in Leiden gesloten. Op 30 januari 1942 vertrok Erik weer, ditmaal nam hij de Zuidelijke route. Hij kwam in mei in Engeland aan.
Michielsen was reserve-luitenant der veldartillerie maar na zijn Engelandvaart koos hij voor de luchtmacht in de hoop snel schade aan de vijand te kunnen toebrengen. Zijn opleiding was bijna ten einde toen hij in de nacht van
26 augustus 1944 tijdens een oefenvlucht in een Vickers Wellington van achteren werd geramd. De staart van zijn vliegtuig brak af, waarna hij neerstortte. Hij had drie Canadese collega's aan boord.
Hij werd op 31 augustus op begraafplaats Brookwood begraven. Jhr. Beelaerts (adjudant van koningin Wilhelmina) en H.W.J. baron van Tuyll (adjudant van prins Bernhard) waren daarbij aanwezig. De grafrede werd gehouden door ds. Van Dorp uit Londen.
Postuum zijn in 1945 zijn herinneringen gepubliceerd onder de titel Tegen de vlagen van den oostenwind. Hierin zijn ook zijn ideeën over de toekomst opgenomen.
Prof. dr. Lourens Baas Becking (1895 - 1963) was in 1930 benoemd tot hoogleraar algemene botanie aan de Rijksuniversiteit Leiden, nadat hij in de Verenigde Staten een wetenschappelijke carrière had gemaakt. Tevens werd hij directeur van de Hortus Botanicus. Tijdens zijn directeurschap verrees daar het kassencomplex met de Victoriakas. In 1939 werd hij benoemd tot directeur van ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg (Ned.-Indië). Met zijn familie vertrok hij naar Nederlands-Indië, maar hij bleef hoogleraar aan de Leidse universiteit. Toen hij in april 1940 even in Nederland was werd zijn terugkeer naar Indië onmogelijk gemaakt door het uitbreken van de oorlog.
Op 13 oktober 1940 werd hij gearresteerd toen hij met Lodo van Hamel, Jean Mesritz, Marion Smit, Carel Kranenburg en Hans Hers geprobeerd had zich door een watervliegtuig op het Tjeukemaar te laten oppikken. Baas Becking kwam vrij en probeerde het in 1944 opnieuw. Ook ditmaal werd hij gearresteerd en bleef gevangen in Siegburg tot aan de bevrijding.
RELEASED: NA
COMPLETE: NO
© Weggum
w.mugge@home.nl
Datum: 30-08-2019